Foto: Archief Stichting Oud Meppel

Bouwterrein ‘het witte zand’ gezien vanaf de Hoogeveenseweg waarop later huizenbouw en de aanleg van het sportpark plaats zou vinden. 

Ezinge was van oorsprong een agrarisch gebied dat qua ontginningsstructuur aansloot bij het landschapstype van de aangrenzende Oosterboer en het gebied bij Eesinge. Het behoorde tijdens de middeleeuwen toe aan de marke van Meppel en werd gekenmerkt door de Wetering die een gegraven vaarweg en waterloop was aan de ene kant en het riviertje De Reest aan de andere kant, de zuidzijde.

Aan het begin van de 19de eeuw was het karakter van het gebied nog uitsluitend agrarisch. Er liepen slechts vier wegen doorheen. De weg aan de zuidzijde van de Hoogeveense Vaart van Meppel naar Rogat en De Wijk was hiervan de belangrijkste. Het wegdek werd tussen 1857 en 1859 verhard.

Gedurende de 19de eeuw veranderde het karakter van het gebied. Er verscheen een houtzaagmolen langs de Hoogeveense Vaart en in 1867 werd de spoorlijn Meppel-Zwolle geopend. In 1868 kon men doorreizen naar Heerenveen en een jaar later had doortrekking van Meppel naar Groningen plaats. De nieuwe spoorlijnen scheidden het gebied duidelijk af van de rest van het Meppeler grondgebied. De bouw van station Meppel, waarvoor in 1867 de eerste steen werd gelegd, vormde ook de eerste aanzet tot grootschalige bedrijvigheid in het gebied. De aanleg van een spoorhaven ten oosten van het emplacement volgde hierop en kwam kort na 1900 tot stand.

In 1938 vond de aanleg van Rijksweg 31 bij Meppel plaats. Deze weg is in de jaren ‘60 hernoemd in Rijksweg 32 en later A32. De weg passeerde de Hoogeveense Vaart met een viaduct. De aanleg van deze weg bakende feitelijk Ezinge definitief af.

Vanaf eind jaren ‘30 startte de stedelijke invulling van Ezinge met de aanleg van een woonwijk en een sportpark. In 1928 werd het Uitbreidingsplan Meppel van stadsarchitect Monsma aangenomen, waarvan onder andere de wijk Ezinge ten oosten van het station onderdeel uitmaakte. Al voor de Tweede Wereldoorlog werd begonnen met de bouw van de wijk, niet volgens een opzet zoals weergegeven in het plan Monsma, maar volgens een gewijzigd stedenbouwkundig plan. In 1937 verrezen dertig arbeiderswoningen aan de Ezingerweg. In 1943 werd het Uitbreidingsplan ‘1943 Zwart’ vastgesteld, die verdere nieuwbouw op het Vledder en Ezinge betrof.

Het verleggen van de gemeentegrens bij Haveltermade in 1942 zorgde ervoor dat het gemeentebestuur uiteindelijk meer heil zag in een uitbreiding aan de noordrand van de gemeente, daar waar meer grond was en geen spoor barrière. De wijk Ezinge werd hierdoor uiteindelijk een stuk kleiner dan in eerste instantie de bedoeling was. De laatste straat die is gebouwd op Ezinge is nu nog de Violenstraat, maar er zijn plannen om tussen het onderwijspark en de Anjelierstraat huizen te bouwen aan de Dahliastraat.

In 1976 hief de aanleg van het autoviaduct van de Ir. C.F.Bekinkbaan de barrière van de spoorbaan in de route van de Hoogeveenseweg op en maakte een directe koppeling met de binnenstad mogelijk. De Ezingerweg werd hierbij afgesneden van de Hoogeveenseweg. Niet lang daarna werd de Ambachtsweg aangelegd als ontsluitingsroute voor het bedrijventerrein langs het spoor, waardoor de Ezingebuurt minder verkeersoverlast ondervond.

In de nabijheid van het viaduct werd in 1988 het appartementencomplex de ‘Meeuwenborgh’ gerealiseerd.

Eind jaren ’70 vond de sloop plaats van zes woonblokken, in totaal 35 woningen, tussen de Tulpen- en Papaverstraat. Hiermee ontstond door vergroting van het bestaande plantsoen een centrale groene ruimte in de Ezingebuurt.

In 2008 werd een stedenbouwkundige visie voor het gebied Ezinge gepresenteerd. Deze richtte zich op de inpassing, of eigenlijk afronding, van de bestaande Ezingebuurt, de ontwikkeling van een nieuwe sporthal en een scholencluster voor circa 3500 leerlingen van verschillende onderwijsinstellingen direct ten zuiden van het station.